BELEEF ‘T EVEN MEE MET LESLEY BESKEY PRIVÉ
De BesKey. Het gevoel moet er nou eindelijk maar eens uit. De BesKey. Spreek uit: beskie.
In plaats van eeuwig en altijd maar dat gevoel enkel via die zwarte toets de zaal met publiek in te slingeren, moet ik het nu maar eens in woorden vatten en op papier kwaken, om daarmee de luisteraar in woorden uit te leggen welke diepgewortelde wereld van genot er voor mij achter die ene noot schuil gaat.
De Beskey. Muziek is eigelijk al compleet met enkel die ene noot. De Beskey heeft een dusdanig krachtig, rond en gevoelig timbre, dat alle andere noten eigenlijk fungeren als kleine plagerijtjes: je wil hoe dan ook weer terug naar die Bes. Na eender welke lange, melodieuze omwandeling via welke reeks andere noten dan ook – en hoe langer de omwandeling, hoe groter het verlangen – uiteindelijk wil je toch weer terug naar die Bes. Dáár vind je weer dat gevoel van intens behagen, het thuiskomen, de perfecte zindering, niet alleen in het oor, maar door het hele lijf. Van alle noten is De Bes de De Prinses.
De Bes is in de kern een klein zoetwatermeertje, omhuld met de kracht van een zoute zeegolfslag. Het heeft de standvastigheid van een doorzichtig glazen knikker die exact in het midden van een kubieke meter donkerpaars beton is gegoten. Als je je oor tege het beton legt, hoor je in de verte de tinkeling van een klein meisje, spelend met haar krulletjeshaar. De rest van het donkerpaarse beton zoemt harmonisch mee op het ritme van de krulletjes en weet veel te goed dat het nergens is zonder zijn glazen knikker.
Het blok beton staat op een breed strand, op een eiland, en geeft zijn trilling door aan alle zandkorrels om hem heen. De zandkorrels vormen langzaam maar zeker figuren: afwisselend bergjes en dalletjes van zand, in het rond, rondom het blok beton, grote cirkels en kleinere cirkeltjes grijpen in elkaar en vormen complexe figuren. Je ziet een structuur verschijnen, maar voor je daarvan een beschrijving kan geven, verandert die weer in een andere structuur, die weliswaar gelijkenissen vertoont met de voorgaande, maar toch weer heel anders oogt. Het gevoel dat de ene structuur oproept is geheel anders dan dat van de volgende, maar de opeenvolging van gevoelens is onomstotelijk logisch. De zon kijkt om half twaalf ‘s avonds nog met zijn laatste oogje naar het schouwspel van veranderende structuren op het strand en besluit nog een minuutje langer vlak boven de zee te blijven hangen om deze perfecte schoonheid te aanschouwen. Sterrenkundigen stonden die dag voor een raadsel.
Ooit, lang geleden, sloeg ik voor het eerst een dubbele Bes aan op een piano op de vierde verdieping van een oude, Romeinse toren. Het zou een openbaring worden die mijn levenskoers definitief richting zou gaan geven en die mij aldoende op de plek heeft gebracht waar ik nu in het leven sta. Ik sloeg de twee laagste Bessen van het klavier aan en ik stond meteen verstijfd aan de toetsen geplakt. Ik kon ze niet meer loslaten. Ik móést en zou deze lange golflengte tot aan de laatste amplitude-uitslagjes uithoren. Het leek wel een eeuwigheid te duren, maar zelfs die eeuwigheid was voor mij niet lang genoeg. Een Bes kan nooit te lang klinken.
Geen seconde was gelijk aan de daaraan voorafgaande. Al bij de eerste aanslag vóélde ik de glazen knikker en de kubieke meter donkerpaars beton, en ik voelde hoe de structuren van complexe figuren langzaam veranderend hun weg door de hele toren begonnen, vanuit de klankkast van de piano de ruimte in, kruipelend over de met kleine kleedjes besprenkelde houten vloer, zachtjes de muren kietelend, klimmetjes makend langs de eikenhouten lambrizering richting plafond, meebuigend met de ornamenten, plakrollend over het plafond weer mijn kant uit, en via de kroonluchter afdalend op mijn hoofd, prettig prikkelend mijn gehoorgangen in, doorwerkend via mijn schedel, nek, hartslag, ruggengraat, bekkenbodem, benen en voeten, tot in de kleinste teentjes toe, en vanuit daar weer omhoog naar het topje van mijn haar, om vervolgens een in snelheid toenemende verticale stuitering aan te gaan over mijn gehele lichaamslengte, op en neer en op en neer, steeds sneller en sneller en sneller, totdat mijn lichaam uiteindelijk niet alleen als een op zich staande snaar de trillingen geheel had overgenomen, maar nu zelfs begon uit te zenden naar de lucht om mij heen, zodat de inmiddels bijna geheel uitgezwakte Bes-snaren in de piano nog even werden teruggevoed door de zindering die ik haar gaf.
Daar stond ik. Het hoofd in de nek, de ogen gesloten, de mond half open. Ik had het geluid uit de piano daadwerkelijk overgenomen. Als een electrisch geladen bol stond ik te zinderen aan de blote lucht om mij heen. Ik had daarnet de Beskey aangeslagen, en nu had ik zélf die slag letterlijk te pakken: ik wás de Bes gewórden.
Na een eeuwigdurend kort moment waren de laatste restjes snaarverplaatsing voorbij en besefte ik langzaam maar zeker weer dat ik in een oude, Romeinse toren stond. Moe, maar voldaan.
De Beskey, die eerste keer vergeet ik nooit meer.
De Beskey, ik was haar geworden.
Groets en liefs,
Lesley Beskey
Naschrift: de genoemde toren in bovenstaande bespiegeling is de Hamtoren, nabij Vleuten.